Kunnen we niet meer lachen om satire, Hiddema?
Kijken in de ziel bij strafpleiters. Daar heb ik Hiddema nog het beste leren kennen denk ik. Toen al niet mijn favoriet. Een bijzondere man, in elk geval. Louche misschien ook wel. Al mag Oppnheimer dat niet meer in zijn tekening over Hiddema zeggen. Hij moet rectificeren. In 2012 wilde Hiddema al bijna een kort geding starten tegen Oppenheimer, maar zette dit uiteindelijk niet door:
Daar ben ik na de dag van gisteren te mistroostig voor. Laat toch zitten, die krabbelaar.
Meer over de cartoon uit 2012 in NRC
Cartoon van R.L. Oppenheimer, als ‘rectificatie’ op de cartoon van 3 oktober 2014
Cartoons van Oppenheimer
Ruben Oppnheimer is een (politiek) cartoonist. Deze worden onder meer in NRC en huis-aan-huisblad De Ster (Maastricht) gepubliceerd, waar ook deze cartoon met Hiddema werd gepubliceerd. De cartoons geven allen een kritische of ludieke blik op een recente gebeurtenis. De cartoon die op 3 oktober 2014 in De Ster verscheen, was een reactie op de aangifte van privé-detective Ben Zuidema tegen Hiddema, vanwege een passage in het boek van Hiddema. Smaad en laster zou het zijn, omdat de passage in het boek feitelijke onjuistheden zou bevatten.
In 2012 maakte Oppenheimer al een cartoon, over zichzelf, waar hij bij schrijft dat hij kennelijk geen cartoons mag maken over twee louche advocaten. Hiddema besloot in 2012 toch geen procedure te starten, omdat het tot te veel publiciteit zou leiden.
LawStories in je mailbox?
Kort geding Hiddema vs Oppenheimer
Dit keer was er geen ontkomen meer aan. Er kwam een kort geding en op 31 oktober kwam de uitspraak.
Terwijl het woord louche in 2012 nog niet erg genoeg was om er een rechtszaak over te beginnen, vanwege de mogelijke grote hoeveelheid publiciteit, ging het deze keer kennelijk te ver. Je zou verwachten dat het Hiddema dit keer juist om de publiciteit te doen was, aangezien zijn boek net is uitgebracht. Daar staat deze cartoon tenslotte ook mee in verbinding, omdat de cartoon refereert aan de aangifte wegens smaad en laster vanwege passages uit dat boek. Hiddema zei echter bij PAUW dat het hem niet om de publiciteit te doen is.
Hiddema eiste rectificatie, dat Oppenheimer zich in het openbaar niet meer zou uitlaten over Hiddema “als een louche advocaat of diffamerende kwalificaties van die strekking”, een voorschot van €15.000,- op de schadevergoeding, en €100.000,- (ja, 5 nullen) per overtreding.
Hiddema kreeg de rectificatie (in andere bewoordingen dan geëist). De schadevergoeding bleef uit. Wel moet er €500,- per overtreding betaald worden, met een maximum van €25.000,-. Er zijn verder geen beperkingen opgelegd, omdat dit als censuur aangemerkt zou kunnen worden.
De gehele uitspraak kun je op rechtspraak.nl vinden.
Vrijheid van Meningsuiting vs. Eer en Goede Naam
De vrijheid van meningsuiting (art. 10 EVRM) en het recht op eerbiediging van de persoonlijk levenssfeer of eer en goede naam (art. 8 EVRM), zijn twee fundamentele rechten. Meestal spelen ze lief samen, maar soms staan ze recht tegenover elkaar. Het zijn rechten die in beginsel niet beperkt mogen worden, maar bij wet wel beperkt kunnen worden. In dit geval worden deze fundamentele rechten soms door elkaar beperkt.
Een fundamenteel recht mag niet beperkt worden, tenzij deze bij wet is voorzien, een legitiem doel dient en noodzakelijk is in een democratische samenleving. Bij wet is het voorzien door, in dit geval, onder meer het portretrecht, maar ook meer algemeen het recht op eer en goede naam. De mogelijke legitieme doelen zijn opgenomen in de artikelen 8 en 10 EVRM zelf. Maar veel interessanter en lastiger, is het noodzakelijkheidscriterium. Dat is waar de werkelijke belangenafweging plaatsvindt.
De vrijheid van meningsuiting omvat alle soorten inhoud. Ook die ‘offend, shock or disturb’. Het gaat dus niet om een vriendelijke uiting. Een mening mag ook best kwetsend of aanstootgevend zijn, schokkeren, of verstorend zijn. Maar niet ongelimiteerd, omdat rechten van derden gerespecteerd moeten worden. Daarom wordt meegewogen wat voor uiting het was.
Mening van de Rechtbank
Laat het rechter Etman maar niet horen dat ik het een mening noem. Officieel is het tenslotte een uitspraak een beslissing. De rechter heeft altijd gelijk. Al heeft Oppenheimer al (naar mijn mening terecht) aangegeven in beroep te gaan. Dit vind ik namelijk geen zaak om louter bij kort geding af te doen.
De voorzieningenrechter zegt in diens beoordeling al “Van belang is dat de uiting is gedaan door middel van een cartoon. (…), waarvan satire, spot, ironie, overdrijving en verdraaiing van de werkelijkheid wezenlijke bestanddelen vormen en welke is bedoeld om te provoceren en te stoken.” De voorzieningenrechter miste echter context. Het was tekening ‘die licht karikaturaal van aard is’ met maar een klein beetje tekst erbij. De voorzieningenrechter vond het daardoor kennelijk lastig de cartoon te interpreteren. Van belang is wat de gemiddelde lezer van de tekening zal denken, waarbij niet verwacht mag worden ‘at een lezer zich uitgebreid gaat verdiepen in de (mogelijk) diepere betekenis’ van de cartoon. Volgens de voorzieningenrechter werd de cartoon gepresenteerd als een feit en niet als een prikkelende mening. Het zou gaan om een waardeoordeel, ‘een ernstige beschuldiging betreffende de integriteit van Hiddema’, dat onvoldoende onderbouwd is, terwijl het gepresenteerd zou worden als feit. De voorzieningenrechter vindt echter ook wel dat Hiddema wat meer kritiek moet kunnen hebben dan een gemiddeld mens, omdat hijzelf ook verbaal scherp uit de hoek kan komen.
Spreekt de rechter zichzelf tegen?
Van echt tegenspreken kunnen we denk ik niet spreken, maar ik vind het wel een opvallende en eigenlijk niet voldoende onderbouwde uitspraak. Alsof er meer op onderbuikgevoel is afgegaan dan dat er een mooie juridische uitspraak is gedaan.
In een cartoon is er namelijk minder ruimte voor context. Juist het zinnetje erboven geeft de context of refereert aan een eerdere gebeurtenis of nieuwsfeit. In dit geval “aangifte tegen louche advocaat om boek”. Dat refereert aan de aangifte van Ben Zuidema, waarbij Zuidema Hiddema beschuldigt van smaad en laster. Louche betekent onguur of onbetrouwbaar (Van Dale), of verdacht en obscuur (Synoniemen.net). Nou ben je, in juridische zin, natuurlijk pas verdacht, zodra je door politie of Officier van Justitie als verdachte wordt aangemerkt, maar zo juridisch technisch gaan we met die termen niet om in de media. Juridische terminologie wordt wel vaker verkeerd gebruikt in de media. Ik vind het dus wat streng dat de rechter het woord louche nu wel zeer eng en strikt interpreteert. Juist bij een (satirische) cartoon, moet dat kunnen. Bovendien is toch algemeen bekend dat in cartoons juist een loopje wordt genomen met de waarheid en er iets verdraaid wordt om het grappig of spraakmakend te maken? Een cartoon is misschien wel een waardeoordeel, maar een die juist niet bedoelt is om feitelijk te zijn, maar een die lichtzinnig opgevat moet worden. Bovendien zou je kunnen zeggen dat gezien de geschiedenis van Hiddema, met schorsingen aan zijn broek, waaronder een vanwege onbehoorlijk declaratiegedrag en ook een vanwege zijn uitlatingen over derden, waar hij overigens om bekend staat, er misschien wel een kern van waarheid in de betiteling louche zit. Ook zonder deze aangifte tegen hem. Hoeveel onderzoek van een lezer is er dan nodig? Hiddema houdt zelf geen blad voor de mond. Hij is een bekende figuur die graag in de media optreedt. Volgens het bekende adagium ‘hoge bomen vangen veel wind’, moet hij meer kunnen hebben dan een gemiddelde Nederlander. Ook als het om betitelingen als louche gaat.
De rechter spreekt zichzelf misschien niet tegen, maar een nieuwe uitspraak die iets zorgvuldiger geformuleerd is, zou ik wel op prijs stellen.
Update 5 november 2014: Hiddema ziet af van rectificatie. Door de media-aandacht heeft hij zijn punt al kunnen maken, zegt hij.
Lees ook:
– Kan een Nederlandse blogger een boete krijgen voor een post?
– Vrijheid van Meningsuiting: De Brievenbusfirma
– Brandpunt mag over (on)veiligheid van Ryanair uitzenden