Persvrijheid en Uitingsvrijheid, maar mijn vrijheid dan?
Vandaag is het de dag van de persvrijheid. Daarmee is het eigenlijk ook de dag van de vrijheid van meningsuiting, want persvrijheid bestaat niet zonder die uitingsvrijheid. Vooral wanneer er een journalist of columnist of cartoonist de mond wordt gesnoerd door de een of de ander, is de roep om de uitingsvrijheid groot. Door de arrestatie van Ebru Umar in Turkije zijn er zelfs mensen die vinden dat de uitingsvrijheid onbegrensd zou moeten zijn. Belediging moet uit het Wetboek van Strafrecht verdwijnen. Smaad en laster, ook vormen van belediging, onzin! Maar is dat wel echt zo? Moeten we echt willen dat de uitingsvrijheid zo onbegrensd is?
Zo objectief mogelijk
Wetten en regels worden zo goed mogelijk objectief vastgesteld. Niet toegespitst op een specifieke situatie of een belang van een bepaalde groep. Iedereen heeft immers andere waarden en normen, een ander moraal. De wetten en regels proberen overkoepelend te zijn, zodat er geen discussie kan ontstaan over persoonlijke belangen. Ze zijn als het ware een uitwerking van een compromis van waarden en normen. Afspraken die vooraf zijn gemaakt, om achteraf de discussie zo klein mogelijk te houden.
LawStories in je mailbox?
Onbegrensde rechten
De persvrijheid en vrijheid van meningsuiting zijn mensenrechten. Het staat bijvoorbeeld ook in artikel 10 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM).
Een ieder heeft recht op vrijheid van meningsuiting. Dit recht omvat de vrijheid een mening te koesteren en de vrijheid om inlichtingen of denkbeelden te ontvangen of te verstrekken, zonder inmenging van enig openbaar gezag en ongeacht grenzen.
Helemaal onbegrensd is dit recht toch niet. Deze vrijheid brengt ‘plichten en verantwoordelijkheden met zich’. Het kan daarom worden beperkt, mits bij wet voorzien en noodzakelijk is in een democratische samenleving. We kunnen de vrijheid van meningsuiting, onder omstandigheden, beperken door andere wetten. Bijvoorbeeld het recht op eer en goede naam, dat ook een grondrecht is. Of de meer strafrechtelijke uitwerking daarvan het verbod op belediging, smaad en laster. Vergeet niet het verbod om je beledigend uit te laten over bijvoorbeeld iemands seksuele geaardheid of godsdienst en het verbod om aan te zetten tot haat.
Pers als public watchdog
De pers heeft de functie van public watchdog. Ze zijn een soort controlerend orgaan. Juist de pers krijgt daarom extra veel vrijheid om te publiceren over zaken, personen, omstandigheden etcetera, die onderwerp zijn van het publiek debat. Tegenwoordig kunnen we dat debat natuurlijk wat makkelijker voeren, omdat we via internet met veel mensen gemakkelijk kunnen communiceren, maar traditioneel zij het de media die zorgen dat informatie en opinies bij het grote publiek bekend worden. Ze hoeven niet alleen het goede nieuws te brengen, maar mogen ook dat publiceren wanneer het ‘offend, shock or disturb‘.
Belangenafweging
Goed. We hebben dus de vrijheid van meningsuiting, die overigens ook de vrijheid is om informatie te vergaren. Soms moet dat beperkt kunnen worden. Maar dat gaat niet zomaar.
Als aan die criteria is voldaan, volgt de belangenafweging. Alleen maar het recht op eer en goede naam, kan een ander nog de mond niet snoeren. Voor dat recht geldt namelijk net zo goed dat het ingeperkt kan worden volgens die drie criteria. Er staan dan twee rechten tegenover elkaar. Een “Ik vind het niet leuk dat je dat over me zegt of schrijft”, is niet voldoende. Die ander moet zijn/haar mening ook kunnen uiten. Als er onwaarheden worden verteld of onterecht beschuldigingen worden geuit, kan het een ander verhaal worden.
Die belangenafweging tussen rechten, moet per geval bekeken worden. Alle omstandigheden tellen mee. Er zijn daarom regelmatig rechtszaken over de vraag of een bepaald item wel op TV uitgezonden mag worden, of een krantenartikel niet gerectificeerd zou moeten worden of dat een boek weer uit de boekhandel gehaald moet worden. Om te voorkomen dat er sprake zou zijn van censuur door de overheid, zijn we voorzichtig met toetsing vooraf. Alleen over concrete (voorgenomen) uitingen, kan een uitspraak gedaan worden.
Mierenneuker of Geitenneuker
In Nederland mag je een agent niet al te luid en duidelijk uitschelden voor mierenneuker. Dat is onder omstandigheden een belediging. Dat je een president een geitenneuker noemt of op een andere manier uitscheld op Twitter, is dan misschien ook niet al te verstandig. Het medium kan inderdaad verschil maken. Hoe groter het bereik, hoe groter de impact van een bepaalde uitspraak. Dat speelt mee in de belangenafweging. Net zoals je juist in de vorm van comedy en satire meer mag, dan wanneer je iets als feit wil brengen.
Iedereen roept nu om het hardst dat Ebru Umar over Erdogan had mogen zeggen wat ze wilde zeggen. Met welke woorden en in welke toon dan ook. Sterker nog, volgens sommige mensen zouden we alle regels over belediging moeten afschaffen. We moeten elkaar gewoon kunnen beledigen en uitschelden. Pesten en zwart maken dan ook? Valt dat dan ook onder de vrijheid van meningsuiting.
Laten we eerlijk zijn: veel mensen vinden het niet zo tof als ze worden uitgescholden of als er iets negatiefs over hen gezegd wordt. Als ik een blogpost schrijf over een rechtszaak, waar een persoon of een bedrijf niet al te goed uit naar voren is gekomen, komt dat terug in mijn blogpost. Met enige regelmaat krijg ik mails dat ik het zo niet op mag schrijven en dat ik mijn artikel moet verwijderen. Of dat ik me niet had mogen baseren op de bronnen waar ik naar linkte. Kortom: als het over onszelf gaat, vinden we opeens dat die vrijheid van meningsuiting best een beetje beperkt mag worden.
Vinden we echt dat beledigen en eer en goede naam schenden moet kunnen?
Kijk eens naar deze filmpjes. Terwijl we vinden dat we gewoon ‘Fuck de Koning’ en ‘de president is een geitenneuker’ mogen roepen, denken we daar opeens anders over als het over onszelf gaat of wanneer het iemand raakt die we waarderen. Denk bijvoorbeeld aan de discussie over het filmpje met de arrogante terrasmeisjes.
En nee, die discussie is natuurlijk niet nieuw. Deze filmpjes zijn al 7 en 8 jaar oud.
Mogen journalisten worden opgepakt door de politie?
Journalisten doen natuurlijk ook verslag van demonstraties. Die kunnen wel eens uit de hand lopen. Perskaart of niet, soms is de situatie zodanig dat een gebied wordt afgezet en zelfs de pers niet wordt toegelaten. Het is tenslotte ook de taak van de politie om mensen te beschermen. Als een journalist in het geweld gewond raakt of iets anders overkomt, is het land te klein. Dan had de politie de journalist moeten beschermen. Maar dat kan vaak niet (meer) in zo’n situatie. Om meerdere redenen mogen journalisten in gebieden geweigerd worden. Ondanks hun persvrijheid. Als je daar geen gehoor aan geeft en al dan niet per ongeluk wordt opgepakt, moet je daarna niet te hard huilen. Dat doen journalisten helaas wel. Onder het mom van persvrijheid. De politie moet maar zien dat iemand journalist is.
Maar zelfs het Europees Hof voor de Rechten van de Mens denkt daar anders over.
Natuurlijk is het arresteren van een journalist die bezig is met zijn werk, een beperking van de vrijheid van meningsuiting. Kunnen we kort over zijn. De vraag is echter of hier dat recht beperkt mag worden? Zoals we eerder zagen zijn daar mogelijkheden voor, mits aan de drie criteria is voldaan. Er moet een wettelijke grondslag zijn. Die is er meestal wel. Het moet een legitiem doel dienen. Als journalisten zo’n politiegebied uitgestuurd worden, kan dat zijn om de openbare veiligheid te waarborgen, wanordelijkheden te voorkomen of bijvoorbeeld om te voorkomen dat ze in de weg lopen bij een strafrechtelijk onderzoek, zoals een sporenonderzoek. Daarnaast moet het nog noodzakelijk zijn in een democratische samenleving. Ook dat gaat meestal over het beschermen van bepaalde belangen die op dat moment voor gaan. Een gebied uit gestuurd worden, is tenslotte nog geen verbod om van een afstand verslag te doen, te filmen of te fotograferen.
Belangrijk is vooral dat een journalist niet gearresteerd wordt vanwege diens werk als journalist, maar bijvoorbeeld vanwege het niet opvolgen van een bevel. Een journalist heeft in die zin niet meer rechten dan anderen dat hebben, al denken ze dat vaak wel graag.
Geen eenzijdig recht
We moeten de persvrijheid en vrijheid van meningsuiting goed waarborgen. We willen geen Turkse toestanden. Dat belediging van een (bevriend) staatshoofd strenger bestraft wordt dan belediging van een gemiddeld ander persoon, lijkt me wat overdreven. Juist een staatshoofd zou misschien zelfs meer moeten kunnen hebben.
Maar persvrijheid en de vrijheid van meningsuiting zijn geen eenzijdige rechten. Ik denk wel dat het belangrijk is dat we dat ook beseffen. Dat er nu eenmaal grenzen zijn, omdat we nou eenmaal met elkaar in een samenleving leven. Ik denk dat we die grenzen niet op moeten geven en dat we bij het gebruikmaken van onze rechten ook even moeten denken aan de rechten van anderen. “Wat u niet wil dat u geschiedt, doe dat ook een ander niet.”
Lees ook:
– Vrijheid van Meningsuiting, dus mag ik alles zeggen wat ik wil
– Tussen Moraal en Portretrecht
– Mogen fotografen en journalisten overal fotograferen?
– Mocht het filmpje van de arrogante terrasmeisjes wel gepubliceerd worden?